1. Home
  2. Kennis
  3. Nieuws
  4. Pensioenfondsen staan voor dilemma bij het spreiden van schokken in nieuwe pensioenstelsel

Pensioenfondsen staan voor dilemma bij het spreiden van schokken in nieuwe pensioenstelsel

Shutterstock | AZL

Pensioenfondsen mogen in het nieuwe stelsel economische schokken in maximaal tien jaar gespreid verwerken in de uitkeringen. Maar wat als de resterende looptijd van de uitkering korter is dan de spreidingsduur, zoals bij een tijdelijk ouderdomspensioen, een tijdelijk partnerpensioen of een wezenpensioen het geval kan zijn. Hoe moeten fondsen omgaan met het spreiden bij tijdelijke uitkeringen en wat zijn de effecten van de alternatieven?

Publicatiedatum 26 september 2022
Categorie Pensioenstelsel

Onze pensioenuitkeringen gaan in de meeste gevallen meebewegen met economische ontwikkelingen en de levensverwachting. Dat is onderdeel van de hervorming van het pensioenstelsel. De pensioenuitkeringen wijzigen in dat geval jaarlijks en worden daarmee volatieler dan nu het geval is. Pensioenfondsen kunnen kiezen voor het spreiden van schokken in uitkeringen om deze volatiliteit te dempen. Het spreiden van schokken levert op de korte termijn een stabielere uitkering op. Op de lange termijn kan spreiden juist tot een hogere volatiliteit leiden, omdat schokken uit het verleden nog doorwerken in de toekomstige uitkeringen van de deelnemers.

Spreidingsmethoden

Een fonds dient een keuze te maken ten aanzien van de te hanteren spreidingsmethodiek. Bij de gekozen spreidingsmethodiek mag er geen sprake zijn van verschuiving van vermogen tussen pensioengerechtigden. Het spreiden van mee- en tegenvallers dient aldus gesloten te gebeuren. Voorbeelden van spreidingsmethoden zijn de dakpanmethode, de geheugenloze methode en een gelijke aanpassing van de pensioenuitkering via het projectierendement. In dit artikel bespreken we de eerste twee opties.

Wat zijn de verschillen tussen beide opties?

De dakpanmethode

Als je spreidt op basis van de dakpanmethode moet je de verhoging of verlaging binnen de gekozen spreidingsperiode onvoorwaardelijk doorvoeren, ongeacht de toekomstige financiële situatie. Elk jaar wordt een nieuwe verhoging of verlaging bepaald en vervolgens gespreid toegepast. De totale verhoging of verlaging in enig jaar is daarmee de optelsom van de huidige verhoging/verlaging en de verhogingen/verlagingen uit voorgaande jaren.

De geheugenloze methode

Bij de geheugenloze methode wordt, in tegenstelling tot de dakpanmethode, geen rekening gehouden met nog door te voeren verhogingen/verlagingen uit voorgaande jaren. Jaarlijks wordt op basis van het aanwezige vermogen vastgesteld welke uitkering mogelijk is. Vervolgens wordt het verschil bepaald tussen de uitkering die de pensioengerechtigde het afgelopen jaar ontving en de uitkering die mogelijk is. De benodigde verhoging of verlaging wordt vervolgens naar rato van de spreidingsperiode toegepast. Het volgende jaar bepaal je de totale verhoging of verlaging opnieuw, zonder rekening te houden met het verleden (geheugenloos).

Gespreid verhogen of verlagen van uitkeringen in combinatie met tijdelijke pensioenen

De veranderde spelregels van het nieuwe pensioenstelsel brengen nieuwe uitdagingen aan het licht. Het spreiden van verlagingen of verhogingen bij tijdelijke pensioenen is daar een goed voorbeeld van.

Een pensioenfonds kent tijdelijke uitkeringen, zoals een tijdelijk ouderdomspensioen, een tijdelijk partnerpensioen of een wezenpensioen. Hierbij doen zich situaties voor dat de gekozen spreidingsperiode langer is dan de duur van de tijdelijke uitkering. De vraag daarbij is hoe spreiden van mee- en tegenvallers in combinatie met tijdelijk pensioen uit gaat zien. De keuze voor de spreidingsperiode moet immers van tevoren gekozen worden en is voor alle deelnemers gelijk.

Looptijd uitkering korter dan spreidingsduur

Door het toepassen van spreiding, verschuiven de effecten van mee- of tegenvallers op de pensioenuitkering naar toekomstige jaren. Op het moment dat de spreidingsduur langer is dan de looptijd van de tijdelijke uitkering, rijst de vraag hoe hiermee om te gaan. Je kunt immers geen tijdelijke uitkering verhogen/verlagen, nadat de uitkering is beëindigd.

We bespreken hiervoor twee mogelijke alternatieven:

  1. Het spreiden van mee- en tegenvallers vindt plaats over het minimum van de spreidingsperiode en de resterende duur van de tijdelijke uitkering. Dit leidt mogelijk tot een grotere volatiliteit van de uitkering naarmate deze het einde van de looptijd nadert. Een tijdelijke uitkering die nog één jaar loopt kan een schok dan immers niet meer gespreid verwerken.
  2. De spreiding vindt plaats over de gekozen spreidingsperiode, waarbij de spreiding van de tijdelijke uitkering (deels) wordt verrekend met de levenslange uitkering. Dit betekent dat nadat de tijdelijke uitkering is vervallen, de bedragen op de lat uit hoofde van deze uitkering nog doorwerken in de levenslange uitkeringen (*).

Om deze twee alternatieven in perspectief te plaatsen, gebruiken we een fictief rekenvoorbeeld:

Stel een deelnemer heeft een pensioenkapitaal van € 40.000, waarvan 50% (€ 20.000) wordt aangewend voor een AOW-overbruggingspensioen met een duur van 2 jaar. Het resterende kapitaal wordt aangewend voor een levenslang ouderdomspensioen. In ons voorbeeld ontvangt de deelnemer twee jaar lang € 10.000 AOW-overbruggingspensioen en jaarlijks € 1.000 levenslang ouderdomspensioen. Tijdens het eerste jaar wordt 10% negatief rendement gemaakt, de daarop volgende jaren bedraagt het rendement 0%. De gekozen spreidingsduur is vijf jaar. In dit vereenvoudigde rekenvoorbeeld hebben we het rendement becijferd op basis van het aanwezige vermogen per jaareinde.

 (*) = Hierbij merken we op dat dit geen oplossing biedt voor tijdelijke uitkeringen waarbij het niet mogelijk is om een deel te verrekenen met een levenslange uitkering, zoals het geval is bij de uitkering van een wezenpensioen.

Alternatief 1:

Het AOW-overbruggingspensioen wordt verlaagd met € 1.000 (€ 1.000/1) en het levenslang ouderdomspensioen met € 20 (€ 100/5). De deelnemer ontvangt in het tweede jaar een AOW-overbruggingspensioen van € 9.000 en een levenslang ouderdomspensioen van € 980.

Alternatief 2:

Het AOW-overbruggingspensioen wordt verlaagd met € 200 (€ 1.000/5) en het levenslang ouderdomspensioen met € 20 (€ 100/5). De deelnemer ontvangt in het tweede jaar een AOW-overbruggingspensioen van € 9.800 en een levenslang ouderdomspensioen van € 980.   

In het derde jaar is de uitkering van het AOW-overbruggingspensioen beëindigd. Er staat nog een bedrag ad € 800 (€ 200*4) op de lat uit hoofde van deze uitkering. Dit bedrag wordt verrekend in de levenslange uitkering.

Nieuws | AZL

Wat we zien

In ons vereenvoudigde voorbeeld zien we dat bij spreiding op basis van de dakpanmethode (gestippelde lijnen) de uitkering gedurende de spreidingsperiode van vijf jaar daalt en vervolgens stabiliseert. Bij spreiding op basis van de geheugenloze methode (doorgetrokken lijnen) is de uitkering initieel hoger, maar zet de daling na de spreidingsperiode door. Dit is inherent aan beide methodieken van spreiding. Bij de dakpanmethode wordt de initiële schok geheel binnen de spreidingsperiode van vijf jaar verwerkt. Bij de geheugenloze methodiek duurt dit langer, doordat jaarlijks slechts een deel daarvan wordt verwerkt.

Alternatief twee zorgt in vergelijking met alternatief één voor een minder grote daling van de tijdelijke uitkering. De levenslange uitkering valt daardoor in alternatief twee uiteindelijk wel lager uit. De werkwijze bij het verrekenen van schokken op tijdelijke uitkeringen betreft daarmee dus vooral een keuze ten aanzien van de verdeling van uitkeringen door de tijd. In het voorbeeld is gerekend met een negatief rendement. Bij een positief rendement is een tegengesteld effect waarneembaar. 

Het fondsbestuur is aan zet

We vinden het belangrijk dat fondsbesturen bewust zijn van deze effecten, zodat zij zelf de afweging kunnen maken voor welk alternatief zij kiezen:

  • Ofwel je maximeert de spreidingsduur op de looptijd. Dit heeft echter impact op de hoogte van het AOW-overbruggingspensioen, wat vaak een basisinkomen is (in ons voorbeeld is de impact -10%). Deelnemers moeten de hierbij horende mate van volatiliteit in de tijdelijke uitkering ook kunnen en willen dragen.
  • Of je verrekent het met het levenslang ouderdomspensioen, maar dan heeft het uiteindelijk impact op je levenslange uitkering. Die wordt in ons voorbeeld (o.b.v. de dakpanmethode) dan uiteindelijk 835 euro in plaats van 886 euro. Dat betekent dus een extra daling van 6%, bovenop de daling die je sowieso al had (van 1.000 euro naar 886 euro)

Voor ons is de beperking van de volatiliteit van de uitkering op de korte termijn doorslaggevend. De methode waarbij de spreiding van de tijdelijke uitkering deels wordt verrekend met de levenslange uitkering (alternatief twee) sluit ons inziens hier het beste bij aan.

Wij merken tot slot op dat de keuze ten aanzien van de werkwijze bij spreiding van tijdelijke uitkeringen ook invloed kan hebben op de solidariteitsreserve in het solidaire contract. Indien deze reserve bijvoorbeeld wordt ingezet om de nominale uitkering te beschermen, werkt de wijze waarop tijdelijke uitkeringen worden gespreid door in de omvang van de in enig jaar benodigde aanvulling uit deze reserve. Voor de bescherming van de (tijdelijke) uitkering is in alternatief één immers in het tweede jaar een relatief groot bedrag benodigd.

Het laatste pensioennieuws in uw inbox

Meld u aan voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van actuele ontwikkelingen in de pensioenwereld, lees updates over het pensioenstelsel en nieuws van AZL.